Uitgangspunten Kadernota 2026
Inleiding
In deze Kadernota 2026 doen wij voorstellen voor financiële uitgangspunten voor het opstellen van de meerjarenbegroting 2026 - 2029.
Er is nog veel onzekerheid om de juiste uitgangspunten te bepalen. Want de gemeentefinanciën staan onder druk door e en aangekondigde miljardenbezuiniging op het gemeentefonds, te lage ramingen van het Centraal Planbureau (CPB), hogere uitgaven door stijgende zorgkosten en voorlopig geen zicht op passende financiële compensatie vanuit de Rijksoverheid.
Uitgangspunten algemene uitkering
De afgelopen tijd is veel geschreven en gezegd over het 'ravijnjaar' 2026. Tijdens de opstelling van deze Kadernota verscheen de Voorjaarsnota van het rijk. In de Voorjaarsnota heeft het rijk extra geld beschikbaar gesteld waardoor het 'ravijnjaar' is verschoven naar 2028. Het gaat op het totaal van het Gemeentefonds om:
- € 0,4 miljoen per jaar voor het dempen van de terugval in het gemeentefonds;
- € 0,4 miljoen per jaar om de tekorten in de jeugdzorg deels op te vangen;
- een incidenteel bedrag van ongeveer € 0,95 miljoen, verdeeld over 2026 en 2027 om voorgenomen bezuinigingen via de hervormingsagenda jeugd door te schuiven naar 2028.
Het extra geld is niet toereikend om de korting op de rijksbijdrage en de gestegen kosten te compenseren. Wij hebben de informatie in de Voorjaarsnota verwerkt in deze Kadernota.
Bovendien rekent het rijk erop dat gemeenten vanaf 2028 jaarlijks 260 miljoen euro meer opbrengsten zullen hebben door de voorgenomen eigen bijdrage in de jeugdzorg en dat gemeenten vanaf 2028 68 miljoen euro per jaar kunnen besparen door te sturen op een kortere trajectduur in de jeugdzorg.
De Meicirculaire 2025 van het Rijk is nog niet gepubliceerd. Wel is bekend dat het Centraal Planbureau voor 2025 een 3,6% prijsstijging van het bruto binnenlands product raamt. In de Meicirculaire 2025 zal daarom rekening worden gehouden met een prijsaccres van 3,6%. Dat is 1,3% meer dan in de Meicirculaire 2024 geraamd. In deze Kadernota houden we daar al vast rekening mee.
Hervormingsagenda Jeugd
De commissie Van Ark spreekt zich in haar advies 'Groeipijn’ (naast het inhoudelijk perspectief van de Hervormingsagenda Jeugd) uit over het financieel kader en over de organisatie en governance.
Financieel kader:
Voor de jaren 2023 en 2024 concludeert de commissie dat het rijk en gemeenten gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de tekorten en doet zij de aanbeveling dat partijen deze tekorten 50/50 verdelen. Het rijk heeft in de Voorjaarsnota daarover nog geen uitspraak gedaan. Een verdeling van de kosten heeft ook (nadelige) gevolgen voor de hoogte van de rijksbijdrage in 2025 en volgende jaren. Verder is de commissie van mening dat ingeboekte besparingen 2025 – 2028 niet realistisch zijn gebleken. Na 2028 is het de bedoeling een ander financieringsmodel te implementeren. Voor het nieuwe model doet de commissie diverse aanbevelingen waarbij artikel 108, lid 3 Gemeentewet als vertrekpunt geldt.
Organisatie en governance:
De commissie beveelt aan de datahuishouding binnen het jeugdstelsel aanzienlijk te verbeteren en prestatie-indicatoren te definiëren. Daarmee ontstaat een beter inzicht in de oorzaken van kostenontwikkelingen en zijn haalbare bezuinigingsdoelstellingen te formuleren.
Uitgangspunten Kadernota 2025 en meerjarenbegroting 2026-2028
Prijscompensatie
De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Deze zijn ook aan prijsstijgingen onderhevig. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. Bijstelling van deze budgetten vindt plaats op basis van het percentage Centraal Economisch Planbureau (CEP) van januari 2025. Dit percentage bedraagt 2,6% voor 2026.
In de vorige Kadernota is gerekend met een percentage van 3% voor de jaarschijven 2026 en verder. Omdat het om een procentueel klein verschil gaat, passen we de raming voor 2026 niet aan. Voor de verdere jaren rekenen we met 3%.
Tarieven en belastingen
De opbrengsten voor de gemeentelijke belastingen en rechten verhogen wij met de nationale Consumenten Prijsindex (CPI) van januari 2025 (voor zover er geen sprake is van kostendekkende tarieven en de door het rijk vastgestelde maximum tarieven). Voor 2026 bedraagt het percentage 2,6%.
De tarieven voor de belastingen riolering en afval hangen samen met kostendekkendheid. Voor de jaren 2026 en verder rekenen we met 3%. De werkelijke stijging van de tarieven zal duidelijk zijn na vaststelling van de begroting in november 2025.
CAO gemeenten
De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de CAO. De huidige CAO loopt af op 31 maart 2025. De onderhandelingen over een nieuwe CAO zijn gaande. We houden rekening met het voorlopige werkgeversbod voor de periode 1 april 2025 tot en met 31 maart 2027. Dat bod is: een loonontwikkeling per 1-4-2025 van 2,5% en per 1-10-2025 van 1%, per 1-4-2026 een verhoging met 1,2% en per 1-1-2027 met 1,4%.
In de huidige meerjarenbegroting houden we al rekening met een loonstijging van 3%. Het meerdere nemen we in deze kadernota mee.
We houden ook rekening met de ontwikkeling van de werkgeverspremies. Daarover is op dit moment nog niets bekend.
Loonkosten grote subsidiepartijen
Voor de subsidies houden we rekening met een ontwikkeling gelijk aan de ambtelijke salarissen. Deze indexatie vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie jaar t+1. Het bedrag wordt gereserveerd op de stelpost prijsindex. Op deze wijze kan per subsidie worden afgewogen of een verhoging nodig is.
Verbonden partijen
De bijdragen worden geraamd op basis van de Kadernota's van de verbonden partijen. Het betreft de Veiligheidsregio, de GGD, de Omgevingsdienst Ijsselland, het Regionaal Serviceteam Jeugd (RSJ) en het shared service centrum (SSC) Ons.
WMO en jeugd
Voor de tarieven binnen de WMO en jeugd hanteren we een afwijkende indexering. Wij gaan hier vooralsnog uit van de voorlopige cijfers van de NZA (Nederlandse Zorg Autoriteit). Voor beide sectoren geldt dat er een koppeling is met een landelijk berekende prijscompensatie, de zogenaamde OVA. Voor 2025 was er sprake van een tijdelijke prijsstijging van 4,87% per jaar. Als de OVA-cijfers bekend zijn, verwerken wij deze in de begroting 2026-2029. Vooralsnog is gerekend met 3%.
De raming van de uitgaven voor Wmo en Jeugdwet hebben we gebaseerd op de werkelijk uitgaven in 2024. Landelijk wordt een groei van de zorgvraag verwacht. Deze groei varieert van 5% tot 7,5%. In de ramingen hebben we deze groei (nog) niet opgenomen. Er is dus een risico dat we op een later moment de raming moeten verhogen.
Onvoorzien
Voor de post onvoorzien wordt gerekend € 2 per inwoner (= afgerond € 56.000) .
Afschrijvingen
De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we de afschrijvingstermijnen uit de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen met een kapitaallast kleiner dan € 1.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto's die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Rente
Bij het opstellen van de meerjarenbegroting 2026-2029 bepalen we het percentage renteomslag.
Samenvatting uitgangspunten
- Loonontwikkeling: We houden rekening met het voorlopige werkgeversbod van1 april 2025 tot en met 31 maart 2027 van een loonontwikkeling per 1-4-2025 van 2,5%, per 1-10-2025 van 1%. In 2026 stijgen de salarissen met 1,2% en in 2027 met € 1,4%.
- Subsidies gesubsidieerde instellingen: 2026-2029: volgen de loonontwikkeling van de CAO gemeenten
- Tarieven WMO en Jeugd: 2026-2028: 3% (we wachten op bekendmaking definitieve percentages)
- Kosten van derden (CEP januari 2025) 2026-2029: 3%
- Verbonden partijen (CEP januari 2025) 2026-2029: conform opgave verbonden partij (indien geen opgave dan 3%)
- Gemeentelijke belastingen 2026 (CBS-CPI januari 2025): 2,6%. Voor de jaren 2027 en verder 3%
- Gemeentelijke heffingen en leges 2026 (maar niet meer dan kostendekkend): 2,6%. Voor de jaren 2026 en verder 3%.